Als de gemeente in 1965 eigenaar is geworden van de gehele oude begraafplaats zijn er diverse plannen om de begraafplaats opnieuw in te richten en gedeeltelijk te verplaatsen. Uit demografische prognoses wordt het steeds duidelijker dat dit gebied, inmiddels ingeklemd tussen verschillende dorpsuitbreidingen, op termijn onvoldoende soelaas kan bieden.
In 1967 raadpleegt het college van burgemeester en wethouders ir. Meijsing, de stedenbouwkundig adviseur van de gemeente. Meijsing blijkt geporteerd te zijn van enkele gunstig gespreide begraafplaatsen voor deelgebieden. Hij is geen voorstander van één grote centrale begraafplaats ergens ver in het buitengebied. De bereikbaarheid en de verkeersbewegingen richten zich daartegen. Bovendien acht hij het niet juist de overledenen zo ver van zich af te stoten. Daarmee voegde hij zich dus niet in de algemene maatschappelijke beweging die de neiging vertoonde de dood steeds meer in de taboesfeer te brengen. Hij adviseert enkele kleinere, goed gesitueerde begraafplaatsen, bijvoorbeeld de huidige, één in het Kloosterakkersgebied en één voor het gebied ten oosten van de Eindhovenseweg die dan eventueel tussen de spoorbaan en de Maastrichterweg kan liggen.
Als mogelijke locatie wordt bijvoorbeeld ook nog gedacht aan het gebied in het noorden van Valkenswaard aan de oostflank van het sportpark.
De keuze
In hun vergadering van 16 maart 1967 nemen burgemeester en wethouders kennis van het overleg met de stedenbouwkundige. Kennelijk wordt toch aangestuurd op één centrale begraafplaats en Meijsing schrijft bij brief van 4 september 1967 dat hij de voorkeur zou geven aan een terrein nabij de Deelshurk. De grondwaterstand maakt de betreffende locatie echter minder geschikt.
De keuze valt uiteindelijk op één centrale begraafplaats ten zuiden van Valkenswaard (de huidige locatie).
Op 6 juni 1969 buigt het college van burgemeester en wethouders zich over het voorstel met de presentatie van het ontwerp voor de aanleg en de daarmee gemoeide kosten .
Het ontwerp is van de hand van het toenmalige hoofd van de gemeentelijke plantsoenendienst, de heer J. Rebel.
Hij ontwierp naar de inzichten van de tijd een orthogonale structuur met veel groen en uniformiteit in de staande grafstenen (‘stèles’)
In de raadsvergadering van 25 september 1969 wordt groen licht gegeven voor de aanleg.
Op 1 september 1971 was het zover dat de nieuwe begraafplaats kon worden opengesteld. In 1979 werd voorzien in de bouw van een aula met dienstruimten naar ontwerp van de plaatselijke architect Joep Hertroijs.
Met de opkomst van de crematie werden ook de daaruit voortkomende wensen op de Eikenhof gefaciliteerd zoals strooivelden en urnenkeldertjes.
In 2010 is een begin gemaakt met uitbreiding van de begraafplaats.
De naam.
Op 20 oktober 1971 boog het college van B. en W. zich over de naamgeving. Er lagen twee voorstellen ter tafel: “de Sille” of “Eikenhof”. De eerste naam was afkomstig van een bestaande watergang, maar de raadscommissie zag daar weinig in en het college koos voor de naam “Eikenhof”. Deze naam werd ingegeven door de aanwezigheid ter plaatse van drie oude eiken. Bovendien zouden er nog diverse soorten eiken worden geplant.
Herinneringsbos
Vanaf het najaar van 2016 is het scala aan mogelijkheden om een overledene ter aarde te bestellen uitgebreid met de mogelijkheid om een herinneringsboom te planten. Bij het planten kan de as uitgestrooid worden in het plantgat. Bij de boom kan een gedenkplaatje worden aangebracht. Zo zal er op termijn een bos kunnen ontstaan aan de westzijde van de begraafplaats met daarin zo’n 50 bomen. Boomsoorten als grove vliegden, sierkers, Amerikaans krentenboompje, ruwe berk en gewone beuk zullen het bos een gevarieerd aanzien geven.
[bron: Rhce, Gemeentearchief Valkenswaard, collectie A 0899, inv. 1010 en 1004]