De Begraafwet van 1869 had tamelijk verstrekkende gevolgen. In het oog springend zijn bepalingen over de verplichte aanwezigheid van een algemene begraafplaats in elke gemeente, een adequate omheining en de aanwezigheid van een lijkenhuisje.
De noodzaak van een lijkenhuisje is te verklaren. Het was gebruikelijk de overledene thuis op te baren tot het moment van de uitvaart en begrafenis. Maar als er een vreemdeling overleed, dan moest die ook kunnen worden opgebaard. En er was natuurlijk ook een motief vanuit een oogmerk van volksgezondheid. Als iemand aan een besmettelijke ziekte was overleden was het ongewenst om het stoffelijk overschot thuis op te baren.
In de meeste plaatsen zien we dan ook dat onmiddellijk actie wordt ondernomen om een lijkenhuisje te stichten. Volgens de gemeenteverslagen duurde het nog tot 1874 voor er ook een kwam op de Oude Begraafplaats. Het verslag over dat jaar meldt ons: “In den jare 1874 is op de kerkhof zijnde de algemeene begraafplaats een lijkenhuis gesticht.” Dat lijkenhuis was kennelijk niet van al te beste kwaliteit want in 1882 begon het er al bouwvallig uit te zien en een jaar later werd het als bouwvallig omschreven. Maar het duurde niettemin tot 1891 voordat het werd gesloopt en er op dezelfde plaats een nieuw werd gebouwd.
In 1928 was het weer zodanig in verval dat het moest worden opgeknapt waarbij het “in zoo goed als nieuwe toestand” gebracht werd.
Bij de renovatie van 2001 verkeerde het weer in bouwvallige staat en moest het ingrijpend worden gerestaureerd. De westgevel kon daarbij worden behouden, maar de andere gevels en het dak moesten worden vernieuwd.