acroterie
Akroterion (Oudgrieks: ἀκρωθήριον), ook wel geschreven acroterium, is een term uit de Griekse bouwkunst. Een akroterion (meervoud: akroteria) is een gebeeldhouwd ornament op de top en aan de hoeken van een timpaan of fronton. Een vernederlandsing van de term is acroterie. In de ornamentkunst is dit de bekroning of afsluiting van grafstenen, timpanen enz. Het wordt meestal gevormd door gestileerde palmetten, of gefantaseerde bladvormen (acanthus) waartussen soms ook andere motieven gevoegd worden, zoals maskers, monogrammen, e.d.
aedicula
Versieringsmotief ontleend aan de klassieke kunst, is een samenstel van twee zuilen of pilasters, hoofdgestel en fronton met <acroteria>. Geliefd motief voor onder andere grafmonumenten, vooral <stèles>.
arduin
De meer naar blauw neigende <hardsteen> wordt ook wel arduin genoemd. Arduin wordt ook als algemene term voor Belgische hardsteen gebruikt.
boucharderen
Met een bouchardhamer bewerkt oppervlak waardoor een oppervlak met regelmatig verspreide putjes ontstaat. Hamer met lange houten steel, waarvan de vierkante kop bezet is met rijen piramidevormige punten, doorgaans 4 x 4, 5 x 5 of 6 x 6 tot 10 x 10 cm2
cenotaaf
Monument ter nagedachtenis aan een overledene die elders begraven is; denkbeeldig graf.
columbarium
Rooster van nissen om er urnen of lijkbussen in te plaatsen.
corpus
Latijn voor ‘lichaam’. Kent diverse betekenissen. In dit verband afbeelding van de gekruisigde Jezus.
epitaaf
Een epitaaf (afgeleid van Grieks, epitaphios logos, rede bij dit graf) of memoriesteen is van origine een grafschrift. Vanaf de 11e eeuw keerde het epitaaf terug en in versterkte mate vanaf de 16e eeuw. Soms ligt de steen met daarin de inscriptie op de grond, als zerk en is dan meestal kleiner. Het is zowel binnen als buiten in de kerk te vinden. De bedoeling van het epitaaf was om stil te staan bij de persoon, de dood of om de voorbijganger op te roepen tot gebed. Men nam in de 16e eeuw geen genoegen meer om anoniem te blijven en koos voor epitaafgraf. Dit is de tijd waarin de kunst van het lezen belangrijker wordt. Sinds de 15e eeuw worden ook de rechtopstaande grafmonumenten die tegen een zuil of wand zijn geplaatst epitaaf genoemd.
festoen, feston guirlande
Slinger van gehouwen of gesneden bladeren (laurier, acanthus), vruchten en bloemen opgehangen met linten en strikken. Geliefd ornament in de Renaissance.
frijnen
Frijnen is een bewerking van (natuur)steen. Bij frijnen met de hand wordt een glad vlak van de steen met een hamer en een brede beitel behakt. Kan ook machinaal.
fronton / timpaan
Fronton: bekroning van een gevel, venster of ingang in klassieke trant in de vorm van een driehoekig of segmentvormig lichaam. Het ‘veld’ wordt timpaan genoemd.
gisant
Van het Franse werkwoord gésir = hulpeloos of dood teneerliggen. Een liggend beeld op een graftombe, voorstellende de overledene.
graniet
Een eruptief korrelig gesteente, dat door zijn duurzaamheid gezocht is voor gedenkstenen. In gepolijste vorm wordt het tegenwoordig veel toegepast voor zerken, maar werkt door zijn hoogglans zeer afstandelijk en in een historische omgeving zelfs storend. Naar gelang de vindplaatsen, die verspreid zijn over grote delen van Europa, variëren de kleuren van blauw- of geelgrijs tot rood, groen en zwart.
hardsteen
Deze (blauw)grijze steen, waarin fossielen duidelijk zichtbaar zijn, is afkomstig uit de Belgische provincies Henegouwen en Luik, waar de groeven van Ecaussines en Soignies (Zellik) de grootste ter wereld zijn. Bij verwering verruwt het oppervlak op minder fraaie wijze, wordt de kleur mat grijs en is scheurvorming geen uitzondering. Lange tijd was dit materiaal het meest gebruikt voor vrijwel elk type graf. De meer naar blauw neigende variant wordt ook wel arduin genoemd. Arduin wordt ook wel als algemene term voor Belgische hardsteen gebruikt.
katafalk
Pronkbaar of praalbed waarop een overledene wordt opgebaard, al dan niet liggend in zijn kist. Ook vaak afgebeeld op grafmonumenten.
kunststeen
Benaming voor alle steen die geen natuursteen is, dat wil zeggen die van oorsprong niet in de natuur voorkomt. Met ‘steen’ wordt hier bedoeld dat de steen het uiterlijk van natuurlijke steen heeft of dat het oppervlak ervan die imiteert. Voorbeelden van kunststeen zijn baksteen, gipsblokken, kunstzandsteen, maar ook grafmonumenten die van cement of beton zijn vervaardigd en door moeten gaan voor natuursteen.
marbriet
Ook wel marmorite genoemd is een ondoorschijnend, stevig en soms gemarmerd glas in verschillende kleuren. Op begraafplaatsen is het vaak gebruikt voor zwarte tekstplaten en in enkele gevallen als compleet grafmonument. Het materiaal werd eind negentiende eeuw populair en zou meer dan een halve eeuw een veel gebruikt materiaal zijn op begraafplaatsen.
marmer
een kristallijne, gemakkelijk te polijsten steensoort, die ontstond door omzetting van kalkgesteenten. Op de begraafplaats werd het vooral in de witte variëteit toegepast. Deze kwam uit de Italiaanse groeven bij Carrara. Het verweringsproces, dat er buiten voor zorgt dat de polijsglans verdwijnt noemt men versuikeren; een term die voor zichzelf spreekt wanneer men het brokkelige oppervlak dat daarvan het gevolg is bekijkt. Een dergelijke structuur vervuilt bovendien snel. Gekleurde marmers werden naar verhouding weinig toegepast.
mausoleum
Monumentaal gebouw voor praalgraf. Genoemd naar het praalgraf voor koning Mausollus te Halicarnassus in Klein-Azië, 315 v. Chr. Term om een groot grafmonument mee aan te duiden waar de dode boven de aarde in een afgesloten ruimte is begraven of bijgezet.
monument
Verschillende betekenissen:
1. Gedenkteken, opgericht ter herinnering aan een historische persoon of gebeurtenis. Komt voor in verschillende vormen, maar veelal als zuil, naald, boog, stand- of borstbeeld, tombe, epitaaf en dergelijke.
2. Bouwwerk dat door zijn grootse, schone of kunstzinnige vormen opmerkelijk is of door de eraan verbonden historische aspecten van belang wordt geacht. Ook om zijn kunst- en bouwgeschiedenis, geschiedkunde of technologie kan het bouwwerk worden gewaardeerd. Een veelvoud van dergelijke bouwwerken kan ook als monument worden beschouwd. Bij wet of verordening kunnen dergelijke gebouwen of objecten wettelijke bescherming genieten.
ossuarium
Verzamelgraf waar beenderen van overledenen in worden verzameld nadat het oorspronkelijke graf van de overledene is geruimd. Oorspronkelijk werd de term alleen gebezigd voor een knekelhuis maar tegenwoordig ook voor een knekelgraf. Vaak worden de overblijfselen van verschillende overledenen samen in een knekelput herbegraven. Ook gebeurt het weleens dat de beenderen van overledenen in dozen worden herbegraven in een knekelput om zo de vermenging van beenderen van verschillende mensen te kunnen voorkomen. Dit is echter een mogelijkheid die weinig wordt benut. Het woord komt van het Latijnse ‘os’, dat ‘been’ betekent. In Nederland verbood koning Lodewijk Napoleon in 1809 de knekelhuizen.
palmet
Palmbladvormig versieringselement dat al sinds de Oudheid wordt toegepast.
sarcofaag
Stenen lijkkist uit één blok steen gehouwen. Gewoonlijk rijk versiert met beeldhouwwerk en inscripties aan binnen- en buitenzijde. De term is afgeleid van twee Griekse woorden die vlees en eten betekenen.
scharreren
Scharreren lijkt op frijnen, groeven hoeven niet in elkaars verlengde te liggen. Kan ook voorkomen in specifieke patronen. (kathedraalslag, visgraatslag)
spiegel
Een in een vlak gevat terugliggend veld.
stèle
Staande gedenksteen op een graf. Bevat meestal de persoonsgegeven van de overledene al dan niet aangevuld met versieringen en/of symboliek.
tufsteen
Vulkanisch puingesteente en as dat is neergekomen en verkit. In Nederland gebruikt tufsteen is afkomstig uit het Duitse Eifelgebied.
zerk
Grafzerk: liggende (natuur-)steen ter bedekking van een graf, al dan niet versierd met teksten, doodssymbolen, wapens e.d. Toegepast als deksteen van een graf in een kerkvloer ook nog voorzien van een positieaanduiding (letter+ nummer).